Hoe hippe discotheken de dans ontspringen
Nieuws

Vanaf zaterdag 7 oktober 2017 moest er een einde aan komen: de olijke studentenstad Utrecht zou definitief haar ‘bruine kroegen’-imago van zich afschudden. Vanaf die bewuste avond gaat de stad meedoen met grote jongens zoals Amsterdam of Berlijn: WAS., een discotheek, opent haar deuren.

Maar niet zomaar een discotheek. Nee, zo’n échte. Je weet wel: een club gevestigd in een afgelegen pand, dermate vervallen dat enkel een lange wachtrij hippe vogels haar locatie verraadt. Zo’n club met van die obscure beats die enkel kenners kunnen waarderen, en anders “snap je het gewoon niet”. Met van die wc’s waar een gezellig kleurtje licht brandt, maar niet voor de sfeer. Clubs in Berlijn en Amsterdam zouden er vanaf nu een concurrent bij hebben.

En nee ik ga nu niet vertellen hoe het één grote mislukking werd. De WAS. is juist prima geslaagd in haar missie, maar zij ging die zaterdag wel erg enthousiast van start in haar streven zo’n ‘echte’ club te zijn. Het derde onderdeel van de huisregels gaf de feestganger alvast een fair warning: indien een bezoeker niet op de hoogte was van de dj-programmering leidde dit tot een onverbiddelijke afwijzing aan de deur, zelfs al had hij al een kaartje gekocht. Iedereen die zakte voor de overhoring bij de uitsmijter kon afdruipen richting een bruine kroeg.

Dit schoot bij veel feestgangers in het verkeerde keelgat en de negatieve Google-recensies zullen de WAS. nog tot in den eeuwigheid blijven achtervolgen. Daarentegen zal de fiscus de WAS. niet zo snel gaan achtervolgen. Tenminste, als het over het lage omzetbelastingtarief gaat. Die mag je immers toepassen bij het verlenen van toegang tot een muziekuitvoering, en dat doet de WAS. overduidelijk (áls ze toegang verlenen).

Dat pakte laatst heel anders uit voor een discotheek wiens naam onbekend blijft. Deze discotheek kreeg te maken met de fiscus die oordeelde dat er geen sprake was van het verlenen van toegang tot een muziekuitvoering en dus niet het lage, maar het hoge omzetbelastingtarief van toepassing was. 

De uitbater van de discotheek haalde het in zijn hoofd om betalende klanten, zonder een overhoring van de uitsmijter, zomaar binnen te laten. Blijkbaar was dit tegen het zere been van de fiscus, want die kon zich niet voorstellen dat mensen voor iets anders dan een algemene avond vermaak naar zo’n discotheek kwamen. De muziek zou er volgens de fiscus enkel zijn voor de gezelligheid en men zou niet komen voor optredens van specifieke bij het publiek bekende dj’s: daarom geen muziekuitvoering en dus geen laag tarief.

Gelukkig kwam de discotheek in kwestie er aardig mee weg dankzij een goed verhaal over visuele kunst, videojockeys, MC’s en een ‘scene’ waarbinnen voor de fiscus obscure artiestennamen weldegelijk enige betekenis hadden. En in alle eerlijkheid, wie de zaak doorleest zal vooral een slecht onderbouwd verhaal van de fiscus constateren en vermoeden dat de fiscus een persoonlijke voorkeur heeft voor een virtuoos op een ‘echt’ instrument in plaats van op een peperdure playknop.

Indien de fiscus die 7 oktober bij de lange wachtrij hippe vogels van de WAS. zou hebben gestaan, zou hij goedkeurend hebben toegekeken hoe sommigen werden afgewezen. Daarom de tip voor de disco-uitbaters onder jullie: doe lekker moeilijk aan de deur. De enige navordering die je dan te vrezen hebt is die van de gedupeerde feestganger, maar dat is een kwestie van wat euro’s terugstorten en tegelijkertijd even je statement maken. Helemaal niet erg, want slechte publiciteit bestaat niet.

mr. Floris Koen